Brasum
Herkenning: 1. Kleine exemplaren kunnen verward worden met de kolblei. Aantal rijen schubben boven de zijlijn, geteld volgens de schuin naar de rugvin gerichte pijl, bedraagt 12-14 (de schub op de zijlijn niet meegeteld). 2. De oogdiameter is kleiner dan de afstand van het oog tot de punt van de bek. 3. De bek is onderstandig en ver uitstulpbaar. 4. Op de zijlijn liggen 51 - 60 schubben.
Verspreiding: Een zeer algemene vissoort in het Nederlandse binnenwater in zowel zoet als brak water.
Leefwijze: Het optimale leefgebied van de brasem biedt zowel ruim, open water waarin de brasem in scholen naar voedsel zoekt als ondiepe, begroeide oeverzones, waar de paai- en opgroeigebieden zich bevinden. Is voor de paai minder afhankelijk van waterplanten dan bijvoorbeeld ruisvoorn of kolblei. Paait van eind april tot midden juni.
Voedsel: Hoofdzakelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, dierlijk plankton en wormpjes.

De volwassen brasem heeft een typische ruitvorm, is afgeplat en heeft een lange aarsvin en een korte puntige rugvin. Zo kunnen ze 's zomers wel herkend worden als het zuurstofgebrek ze naar de oppervlakte dwingt. De vinnen zijn grijzig of zwart en nooit gekleurd. In de paaitijd kunnen mannetjes herkend worden aan de paaiuitslag, keiharde wratjes op de kop en kieuwdeksel. De kleur is variabel en hangt sterk samen met de helderheid en begroeiing van het water. Bij helder begroeid water krijgt de brasem een bronzen kleur, in rivieren en troebele plasjes is hij meer zilverachtig met een wat gelige gloed.
Zeer jonge brasems worden meestal niet als zodanig herkend omdat de visjes dan nog heel slank zijn. Ze zijn zilverachtig, sterk afgeplat en hebben een lange aarsvin. Ze kunnen worden onderscheiden van voorns door het afgeplatte lichaam en de lange aarsvin. Van kolblei alleen door de schubben te tellen (met behulp van foto of loep).
Maak jouw eigen website met JouwWeb